In de Europese bosbouw woedt een groeiend debat over de balans tussen efficiëntie en ecologie. Centraal daarin staan homogene bossen. Dit zijn bossen die voornamelijk uit één boomsoort bestaan. Deze zogenoemde monoculturen zijn aantrekkelijk voor de houtindustrie vanwege hun voorspelbare groei, eenvoudige oogst en hoge rendement. Maar achter deze efficiëntie schuilt een ecologisch spanningsveld. De impact op biodiversiteit, bodemgezondheid en klimaatbestendigheid roept vragen op over de houdbaarheid van dit model.
Wat zijn homogene bossen?
Een homogeen bos, ook wel een monocultuurbos genoemd, is een aanplant waar één enkele boomsoort overheerst. Vaak gaat het om snelgroeiende soorten zoals spar, den of populier, die na een vast aantal jaren worden geoogst. Dit maakt het beheer efficiënt en winstgevend: alle bomen groeien in hetzelfde tempo en kunnen in één cyclus worden gekapt. Voor houtproducenten en investeerders biedt dit voorspelbaarheid en schaalvoordeel.
Tegelijkertijd brengt deze vorm van bosbeheer duidelijke ecologische nadelen met zich mee. De eenzijdigheid van soorten leidt tot een lage biodiversiteit: er is weinig variatie in voedsel en leefomgeving voor insecten, vogels en andere dieren. Ook de bodem raakt sneller uitgeput, omdat dezelfde boomsoort telkens dezelfde voedingsstoffen onttrekt. Bovendien zijn homogene bossen extra kwetsbaar voor ziektes, stormschade en plagen. Wanneer één boomsoort wordt getroffen, kan het hele bos binnen korte tijd aangetast raken.
De balans tussen productie en natuur
In de houtsector wordt gezocht naar manieren om productie en ecologie met elkaar te verenigen. Dat gebeurt onder meer door gemengde aanplant en natuurlijke regeneratie te stimuleren. Een gemengd bos met meerdere boomsoorten is veerkrachtiger, vangt beter CO₂ op en biedt meer leefruimte aan flora en fauna. Toch blijft de druk groot om aan de stijgende vraag naar hout te voldoen, vooral vanuit de bouw- en meubelindustrie, waar duurzaam gecertificeerd hout een sleutelrol speelt in de verduurzaming van materialen.
De uitdaging ligt in het vinden van een evenwicht: houtproductie die economisch rendabel is, zonder dat de ecologische waarde van het bos verloren gaat. Hier komt de rol van internationale spelers zoals Ingka Group, de investeringstak achter IKEA, nadrukkelijk in beeld.
Ingka Group koopt 153.000 hectare Baltisch bos
In oktober 2025 kondigde Ingka Investments, onderdeel van de Ingka Group, haar grootste bosbouwovername tot nu toe aan. Het bedrijf koopt voor €720 miljoen de volledige Baltische bosbezittingen van de Zweedse houtgigant Södra. De deal omvat in totaal 153.066 hectare bos- en grondgebied in Letland en Estland, waarvan ruim 135.000 hectare daadwerkelijk bosgrond is. Met deze overname wordt Ingka de grootste particuliere boseigenaar van Letland.
Na goedkeuring door de toezichthouders beheert Ingka in de Baltische staten meer dan 230.000 hectare bos, een aanzienlijke uitbreiding ten opzichte van de 168.000 hectare die het bedrijf al in Letland, Estland en Litouwen bezat. Wereldwijd komt het totaal beheerde bosoppervlak van Ingka Investments daarmee boven de 331.500 hectare, verspreid over onder meer de VS, Roemenië, Finland en Nieuw-Zeeland.
Volgens Ingka Investments past de aankoop in haar langetermijnstrategie om te investeren in bosgebieden en duurzaam beheer te bevorderen. De onderneming wil niet alleen bijdragen aan lokale economieën, maar ook aan het behoud van gezonde bossen voor toekomstige generaties. Het bedrijf stelt dat het zich houdt aan principes van duurzaam bosbeheer (Sustainable Forest Management), zoals vastgelegd door internationale certificeringssystemen.
Productiebos met duurzaam label
Hoewel Ingka Group zich nadrukkelijk positioneert als duurzame boseigenaar, gaat het bij deze aankoop in de kern om een productiebos – een bos dat primair wordt beheerd voor houtwinning. De bomen worden aangeplant, beheerd en geoogst in cycli die de houtvoorziening van IKEA en andere afnemers ondersteunen.
Het bedrijf benadrukt dat het duurzame bosbouwmethoden toepast en samenwerking zoekt met lokale zagerijen en paneelfabrikanten om lokale verwerking te stimuleren. Daarmee wil Ingka de regionale waardeketen versterken en het transport van ruw hout beperken. Volgens Ingka is dit een belangrijke stap richting CO₂-reductie.
Tegelijkertijd blijven ecologen kritisch over de ecologische waarde van dergelijke productiebossen. Ondanks certificering en duurzaamheidsdoelen blijven deze bossen vaak homogeen van samenstelling, wat hun bijdrage aan biodiversiteit beperkt. Het verschil tussen “duurzaam beheerd” en “natuurlijk veerkrachtig” is hier essentieel: een productiebos kan volgens de regels duurzaam worden beheerd, maar ecologisch gezien nog steeds arm blijven.
Biodiversiteit als graadmeter
De vraag is dan ook of grootschalige aankopen van productiebossen door multinationals daadwerkelijk bijdragen aan natuurherstel. Ingka Investments probeert daar verandering in te brengen met diverse initiatieven. Zo werd eerder dit jaar 16.000 hectare Lets bos gereserveerd voor onderzoek naar bosbeheer met continue boomdekking – een methode die natuurlijke verjonging bevordert en de bodem beschermt. Samen met het European Forest Institute en Preferred by Nature test Ingka nieuwe beheertechnieken die de impact op biodiversiteit moeten verkleinen.
Onlangs schreef Houtbouw Netwerk een artikel over de voordelen van gemengde bossen.
Toch blijft het een uitdaging om deze aanpak op schaal toe te passen. Het kost decennia voordat monoculturen zich kunnen ontwikkelen tot soortenrijke, klimaatbestendige bossen. De houtindustrie staat daarmee voor een dubbele opdracht: blijven voorzien in de groeiende vraag naar hout, én tegelijkertijd investeren in natuurlijke diversiteit.
De toekomst van de bosbouw
Homogene bossen blijven voorlopig een belangrijk onderdeel van de mondiale houtproductie. Ze zijn efficiënt, voorspelbaar en economisch aantrekkelijk. De toekomst van duurzaam bosbeheer zal worden bepaald door de mate waarin bedrijven als Ingka Group erin slagen om biodiversiteit en ecologie structureel te integreren in hun bedrijfsmodel.
Voor de bouw- en houtsector in Europa biedt dit een belangrijk signaal: duurzaam bosbeheer vraagt niet alleen om certificering, maar ook om ecologische veerkracht. Een bos is meer dan een grondstof – het is een levend ecosysteem. De volgende stap in de verduurzaming van de houtketen ligt daarom niet in het planten van meer bomen, maar in het planten van meer verschillende bomen.
Wil je meer artikel lezen over de houtbouwindustrie? Klik dan hier!








